Over Willem Grünbauer

Willem Grünbauer
Nee, zal het nooit leren!
Het witte paard in de Caro Kann
De Apocalyps
door
Over een kunstwerk.

Dát wist ik niet, maar de  schaakopening met de naam Caro Kann lijkt de énige opening te zijn die naar twee schakers werd vernoemd: Horatio Caro en Marcus Kann.

Wat ik ook niet wist is dat, wanneer je de tovenaar van Riga, Mikhail Tal, als tegenstander tegenover je kreeg, je altijd met een stuk minder speelde omdat hij altijd nog wel een stuk in zijn kraag had.

Het staat allemaal te lezen in een boek met schitterende afbeeldingen van schilderijen van de kunstschilder Tjerk Zijlstra en waar Ronald Staal, een goed amateurschaker, prachtige partijen en interessante anekdoten bij componeerde.

 

Zo ook bij De Apocalyps:  Zie, een vaal paard op b1, de dood, een zwart paard op c6, de honger, een rood paard op f6, oorlog!!  Maar dan, tot slot, overwinning!!  Een wit paard op e5!

Een stelling die kan ontstaan vanuit de bovengemelde Caro Kann….

 

Hoe de stelling ontstaat leest u in het boek waarvan er slechts 200 van zijn gedrukt, 52 bladzijden en slechts 20 euro.

Een bezoek aan het Atelier: ik keek, rechts  van me, en werd betoverd door de tovenaar…..

 

En op elk schilderij een ziel, in vorm van een vlinder, steeds weer.

Maar…….: over welke partij, over welke zet denkt Tal hier?

De oplossing is in het boek te vinden.   En zo niet: ook zonder oplossing is het een fascinerende aanblik.

 

Aldus: ome Willem

 

 

Schaakmemorianda
Wie wat bewaard...
door
....heeft nog eens wat....

Nee, het zijn geen bijzonder waardevolle goederen, maar toch.  Zo gaar ik ongeveer van alles op schaakgebied bij elkaar wat enige unieke uitstraling heeft.  Een notatiebiljet uit een, hoe moet ik het zeggen, een stad die niet meer zo heet uit een land dat nog wel bestaat maar aldaar niet meer het land is.  Nou ja.

Zo ongeveer.  Een notatiebiljet uit 1929 van de Schachclub “Morphy” uit de tóen Duitse stad Breslau, thans de Poolse stad Wroclaw en een wedstrijd tussen

Heinz Foerder en ene Kramer.  Wie die Kramer was, kon ik tot op heden niet achterhalen, maar Foerder, Heinz Foerder kennen we weer wel.  Enkele jaren geleden schreef ik in Caïssanieuws dat deze schaker rond 1937 zijn naam veranderde in Josef Porath en kampioen van zowel het voormalige mandaatgebied Palestina is geweest én van het latere Israël..  Toch aardig om weer eens een ruim negentigjarige partij te bekijken van het origineel notatiebiljet.

 

Zo onderschepte ik van dezelfde schaker een notatiebiljet uit mijn geboortejaar, 1952 en het bijzondere daarvan is dat het biljet altijd net zo oud is als dat ik zelf ben.  De gedachte alleen al dat ik als kleine schreeuwerige baby lag te krijsen en tegelijkertijd iemand in Helsinki een partijtje schaak speelde…

 

Tja, en dan dat ene boekje, wie heeft dat nog in zijn bezit?  Het boekje met het opschrift Eindelijk hoor….  Tien jaar Gambiet waar er, volgens de inhoud, 200 van zijn gedrukt en waarvan in ieder geval ik er één van heb bewaard.

Het “eindelijk 10 jaar…” intrigeert mij, want dat was in 1991, over een maand alweer dertig jaar geleden.  Korte artikeltjes van Leon Pliester, Errit Petersma, Frans Oranje.  Maar ook Theo Weijers en Robert van het Kaar….

…Um Mitternacht

Kämpft’ich die Slacht,

O Menschheit, deiner Leiden;

Nicht könnt’ich sie entscheiden

Mit meiner Macht

Um Mitternacht ,  zo begon Frans Oranje met een gedicht van Friedrich Rückert zijn artikel “het koffertje” en ik slik even wanneer ik de term de Cor-Haas-doorbraak lees…

En dan: tussen wat boeken een catalogus uit 1984, een heuse schaakpostzegelcatalogus.  Volgens de op de voorkant geschreven podloodprijs heb ik daar een zeven gulden voor neergelegd.  Ik snuffel even de inhoud door en die verteld mij dat in 1947 in Bulgarijë de eerste schaakpostzegel werd uitgegeven gevolgd door de Sovjet Unie in 1948 tijdens de vijfde wereldkampioenschappen gehouden te Moskou. En het was J.R. Capablanca (José Raul) die de eer te beurt viel om als eerste schaker op een postzegel te verschijnen, in 1951, een zegel uit Cuba tijdens of na 30 jaar WK schaken en de prijs, althans in 1984, voor de gehele ongestempelde serie  van zeven zegels was bijna 100 gulden.

De eerste Nederlandse schaakpostzegel verscheen pas in 1973, elf jaar later dan de Nederlandse Antillen.

Aldus:  ome Willem

Schaaklogoos
Overal
door
En her en der...

Wie ooit eens langs Alençon komt en van west naar oost, of van oost naar west langs de noordkant van de stad reist, kan ze zien.  Aan de noordzijde van de weg een wit-, aan de zuidzijde van de weg een zwart paard, fier staand te midden op een rotonde.

 

Waarom?  Wist ik het maar, dan kon ik het jullie vertellen.  Maar nu ik het niet weet, kan ik er geen verder verhaal van maken zodat de lezer tevreden zal moeten zijn om naar de afbeelding te kijken.

 

Ook niet, waarom de Stronghold Advies b.v. een toren in zijn logo heeft opgenomen.  Een telefoontje naar dat bedrijf te Oude Molen bleef onbeantwoord; advies en opheldering.  Helaas….

 

Maar wel van Edelhardt, een recherchebureau uit Renswoude.  Een telefoontje naar dat kantoor leerde mij dat het logo van het schaakpaard werd gebruikt omdat, zo zei het opperhoofd aan de genezijdelijn “‘….een paard nu eenmaal het meest strategische stuk op het bord is”

Of dat wel helemaal  juist is, laat ik over aan mijn medeschakers.  Oh, ja.  Helemaal vergeten te vragen of de directeur eigenlijk wel kan schaken.  Wel bijzonder fraai hoe het paard op het glas werd aangebracht.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een uitstapje…
met twee vragen
door
Altijd aardig om iets schaaks tegen te komen....

 

 

 

Wie zou hier nu willen wonen en: de vraag, waar is dit????

En dan nog een vervolgvraag:  Waar bevindt zich dit schaakcafé?  Uit dit stadje komt een berucht kereltje vandaan…..

 

 

Schaken
zonder afstand
door
MAAR.....

 

Kan dit dan nog wel???????????????

Eindelijk… Gevonden……
..een echte 'SCHAAKKLOK'
door
..en heb er maar gelijk weer nieuwe chessfeetcovers voor aangeschaft...

Gescoord deze maand.  Als dit geen schaakklok meer is…  In ieder geval dam je hier toch niet mee…..

 

 

 

 

 

 

 

Wie heeft het bij ‘t rechte eind?
Abe of Dennis
door
Hoe duiden we dit?

 

Onlangs stonden er in twee onafhankelijke berichten twee stellingen met de volgende gegevens: wit neemt een zet terug, zet daarna een zet en geeft mat in drie  (eerste stelling ) en twee (tweede stelling).

er ontspon zich een discussie tussen twee oplossers, fervente oplossers.  Hoewel; de linker stelling kwam van één van het.

Het waren Dennis en Abe en het ging over de eerste stelling.  Wie heeft er gelijk?  en is er een argument om één van de twee gelijk te geven?  De tweede, rechter stelling was -en is- duidelijk: daarvoor is maar één oplossing mogelijk.  dat hebben we reeds gezien.

Maar de linker?  Abe denkt dat daar twee oplossingen zijn, maar ik waag het te betwijfelen.

De terugzet is duidelijk, wit neemt zijn lange rokade terug.  Dan volgt of wederom lange rokade, en daarmee “bewijst” wit dat zwart de rokadebevoegdheid in een eerder stadium kwijt is geraakt, of wit slaat eerst de d-pion met de e-pion en rokeert alsnog op de volgende zet. Maar: volgens mij is die oplossing niet juist, omdat, wanneer na het slaan van de d-pion nu eens zwart is die rokeert…  heeft zwart op dat moment niet “bewezen” dat wit helemaal niet lang kan rokeren (en daarom zijn laatste zet terug moest nemen)?

Of is het mogelijk te bewijzen dat er geen duidelijk bewijs is?  Wie weet?

Wat D.B. te N. humor noemt maar ik niet
...maar een grapje?
door
Dat nu weer wel....

Wit neemt zijn laatste zet terug en geeft daarna mat in twee zetten.

 

 

Hint: volg het stappenplan, en specifiek het twee-stappenplan.  Zo moeilijk is het ook weer niet…