“Wat zegt u nu, meester?” verbaasde zich zijn assistent die beleefd op antwoord stond te wachten. “Bent u dan niet teleurgesteld dat er geen nieuwe studenten meer zullen komen?”
“Teleurgesteld? Mijn jongen, dit is juist waarvoor ik het al die jaren gedaan heb! Een leerling komt altijd bij me omdat hij verwacht iets te kunnen leren. Altijd begin ik daarom met hem of haar te verzekeren dat er bij mij niets te leren valt. Daar is de deur, zeg ik dan. U kunt nog vertrekken. Iedere keer weer wordt dat opgevat als een grapje. Maar ik blijf het herhalen en bovendien richt ik mijn lessen altijd zo in dat ze er vanzelf geleidelijk achter komen dat ik ze inderdaad niets leer. Niets.”
“Ga uit en leer het u zelf?”
“Precies, m’n jongen, precies! En blijkbaar is dat in de vorige cursus dan toch overgekomen. Alles wat ik iemand kan leren is niets. En dat is alles. Je moest eens weten hoe heerlijk het is dat ik hier nu in geslaagd ben.”
De assistent boog, schonk zijn oude meester nog een kopje thee in en ging heen. En de meester? Hij gaf zijn planten water, keek naar de ondergaande zon en wist dat de sake hem die avond beter zou smaken dan ooit.